25 April 2016

Mutant pimpelmees met kale kop, grotere snavel en dik lichaam

Mutant pimpelmees ©G.Korthof

Mutant pimpelmees ©G.Korthof

Ik zag de afgelopen weken een vreemde, afwijkende pimpelmees in mijn tuin voorbij komen. Na veel mislukte foto's en enig geduld is het me gelukt goede opnames te maken waarop de afwijking goed zichtbaar is. 

Het uiterlijk wijkt af van de normale pimpelmees door de kale kop, grotere snavel en een nogal dik lichaam. De kop rond de ogen is kaal en de resterende veren boven op de kop staan vreemd recht omhoog. De zwarte ogen tegen een zwarte kale huid ziet er bizar, zelfs een beetje monsterachtig uit. Het vriendelijke gezicht en de karakteristieke koptekening van de pimpelmees is geheel verdwenen als er geen veren zijn. Het moet een pimpelmees zijn vanwege het vele blauw over het resterende verenkleed. Dat heeft een koolmees niet.
Zijn gedrag is normaal te noemen, hij is actief, levendig, zoekt voedsel en kan zichzelf goed in leven houden. Maar hij trekt niet op met andere mezen. Het lijkt me dat hij met zo'n gezicht moeilijk een partner kan vinden.

Ik had zoiets nog nooit eerder gezien, maar als je het gaat uitzoeken blijkt het vaker voor te komen! In Engeland zijn er waarnemingen en opnames van 'Blue Tit with bald area to face' en zelfs op de Engelse wikipedia staat er een kopje over kaalheid. Zoek op 'bald blue tit'. BBC website heeft ook een paar opnames. Hier staan nog de beste opnames die ik kon vinden, die nog het meeste op mijn exemplaar lijken. Bij voliere vogels is het kale kop verschijnsel ook bekend.

De meningen zijn verdeeld over wat de oorzaak is. Is het een infectieziekte? Is het tijdelijk? Herstelt het zich? Is het een voedseldeficiëntie? Of is het een mutatie? Als het een infectie is waardoor veren uitvallen, waarom dan alleen de kop? Waarom is (of lijkt?) de snavel groter dan een normale pimpelmees en waarom ziet het beestje er dik uit? En ik heb ook een rode zweem op de veren gezien. Het samengaan van meerdere kenmerken zou op een mutant wijzen. Extra opnames volgen.


NB: U mag mijn opnames alleen met toestemming gebruiken.

18 April 2016

Pouwel Slurink: Aap zoekt zin. Een bespreking

Pouwel Slurink: Aap zoekt zin, 2014. ISVW

 

EO-presentator Tijs van den Brink wist in een recente Adieu God uitzending te melden dat het christelijk geloof best verenigbaar is met evolutie en dat evolutie dus geen weerlegging van God is [1]. Tijs heeft kennelijk Slurink's Aap zoekt zin nog niet gelezen. Of zich überhaupt verdiept in de materie. Pouwel Slurink schrijft: "Een serieuze evolutionist kan daarom niet in God geloven. Maar dat betekent niet dat hij een spiritueel arm  mens is" (p.32). Speciaal aanbevolen voor Tijs van den Brink Hoofdstuk 2 Een God zonder mededogen.

Pouwel Slurink is een gepromoveerd filosoof [3] die zich al enige decennia verdiept in het Darwinisme en er veel over gepubliceerd heeft. Hij is een 'Darwinistisch filosoof' of 'evolutiefilosoof' (net als Daniel Dennett, Michael Ruse). Hij kijkt door een Darwinistische bril naar themas waar filosofen en theologen al eeuwenlang hun tanden op stuk gebeten hebben zoals: God, godsdienst, bewustzijn, vrije wil, goed en kwaad, oorzaak en gevolg, geest en stof, mens en dier, taal, cultuur, het unieke van de mens en zelfs seks, liefde en monogamie ontbreken niet.

En hij doet dat vaak op een originele manier. Bijvoorbeeld waarom we het idee van God niet nodig hebben om het leven op aarde te verklaren. Waarom dat idee zelfs onwaarschijnlijk en tegennatuurlijk is. Als God 'geest' is, niet materieel is, dan gaat geest vooraf aan leven, want God schiep het leven. Slurink wijst er op dat het volgens de evolutietheorie onwaarschijnlijk is dat geest voorafgaat aan de natuur (hoofdstuk 2). Geest (bewustzijn) ontstaat pas in de loop van de evolutie. Geest moet zich ontwikkelen. En dus kan geest (God) niet aan het begin staan. Heldere observatie's die sommige professionele filosofen zeer tot hun voordeel zouden kunnen gebruiken [2].
Trouwens, er zijn meerdere reden waarom een liefdevolle God niet past bij de natuur: "Als de de levende natuur zich niet ontwikkelde via variatie en selectie, waarom zou er dan eigenlijk zoveel competitie, geweld en en dood zijn?" (p.28).

In hoofdstuk 10 komt 'intelligent design' en (kort) 'het probleem van het kwaad' aan de orde (uitgebreider in hoofdstuk 20 'Waar komt het kwaad vandaan?').
Slurink vergelijkt 'intelligent ontwerp' en 'evolutionair ontwerp': "Er is alleen maar een testfase" in evolutionair ontwerp (p.93).

Het zijn dit soort prachtige observatie's die ook de ingewijde lezer verrassen en het lezen tot een plezier maken. Maar altijd zul je verrast zijn door zijn rake observatie's en je het gevoel geven dat er op bekend terrein nog nieuwe inzichten mogelijk zijn. Je denk dat je veel gelezen hebt over alle onderwerpen die rechtstreeks of zijdelings met evolutie te maken hebben, maar Slurink weet verrassende en originele gedachten naar voren te brengen.

Een treffend voorbeeld: Wat betekent evolutie voor de verklaring van het 'kwaad' in de wereld?:

"Evolutie door natuurlijke selectie is een wet van behoud van ellende. Dit impliceert: 1. eindeloos geëxperimenteer; 2. chronische competitie; 3. een immer voortdurende strijd tussen goed en kwaad; 4. de ondergeschiktheid van welzijn aan voortplanting; 5. de onvermijdelijkheid van lijden en verlies. Het nogal antropocentrisch idee dat het kwaad door de vrije wil in de wereld is gekomen en er ook weer door de vrije wil uit verwijderd kan worden, gaat dan ook voorbij aan de onvermijdelijkheid van competitie, de noodzaak door schade en schande te leren, en het feit dat moreel afkeuringswaardige strategieën vaak bij uitstek leiden tot reproductief succes. De vrije wil lijkt tijdens de geschiedenis vooral overschat te zijn." (p.206)
en:
"Het kwaad is onderdeel van de wereld en onderdeel van onszelf. Het is niet door een simpele zondeval geïntroduceerd en kan dus ook niet door een simpele verlossing uitgedreven worden. Het komt niet louter voort uit de vrije wil, maar is inherent aan de structuur van de wereld. Het is niet louter de afwezigheid van het goede, maar is een ‘positieve’ kracht, erop gericht om alle concurrentie bij voorbaat te verzwakken. Kwaadaardigheid in deze vorm komt niet alleen voor bij talrijke dieren, maar is een steeds terugkerende karaktertrek van de mens, die niet uitsterft omdat zij dikwijls loont. Helaas!" (p.199)

Dit zijn rake, maar pessimistische observatie's. Maar het kwaad is er sowieso, Slurink interpreteert het kwade. Hij geeft weer nét een andere kijk op de vrije wil, dan we gewend zijn: de vrije wil staat in dienst van de Darwinistische voortplanting. Logisch dus dat we niet uit vrije wil sex en egoïsme uit ons leven kunnen bannen.
Het pessimisme is ook aanwezig in hoofdstuk 5 waar hij zich afvraagt wat betekent evolutie voor onze visie op 'Moeder Natuur'? Daar wil hij expliciet het metafysiche optimisme volgens welke de natuur wijs en harmonieus is, de doodsteek toedienen. Oorlog is de vader van alle dingen. (p.57).

Van begin af aan is de positie ten opzichte van religie duidelijk: "Tegenwoordig zijn we allemaal darwinisten. Zelfs sommige dominees geloven niet meer in God." (p.7). En in Hoofdstuk 1: "Het idee dat de verschillende bouwplannen van organismen op aarde uitgedacht zijn door een God is een schijnverklaring" (p.21). Maar dit boek is niet een atheïstisch boek in die zin dat het probeert religie te ontmantelen of dat het een betoog tegen het bestaan van God is. Atheïsme is bij Slurink een (indirect) gevolg van de evolutionaire benadering van filosofische thema's als materie en geest, vrije wil en bewustzijn. Het is een vanzelfsprekende positie, die niet bewezen wordt, maar geïllustreerd met enkele rake observatie's.

Het is onmogelijk om een samenvatting van dit boek of een gedetailleerde kritiek te geven omdat er zoveel behandeld wordt in dit boek. Het is bijna encyclopedisch. Het boek is opgedeeld in 30 korte hoofdstukjes. Zeer nuttig is de korte samenvatting aan het einde van ieder hoofdstuk dat zeer toepasselijk begint met: 'Kortom ...". Als je die achter elkaar leest heb je in feite een samenvatting van het boek. Het boek is geïllustreerd met vele zwart-wit tekeningen, sommigen ervan zijn net iets te klein afgedrukt om de teksten te kunnen lezen. Er is geen index, wel uitgebreide literatuurlijst.

Er is één tekortkoming die ik wil hier wil noemen. Slurink heeft een nogal pessimistisch wereldbeeld en dat komt zeer waarschijnlijk doordat hij zich beperkt tot de klassieke Darwinistische-Dawkinsiaanse evolutiebiologie, en latere toevoegingen  zoals het belang van symbiose in evolutie weglaat. Symbiosis en Lynn Margulis [4] komen niet in het boek voor. Alle planten en dieren (eukaryoten) zijn het bewijs van het belang van symbiosis. De aanwezigheid van het mitochondrion in iedere lichaamscel is daar een onmiskenbaar bewijs van. En bevruchting is hoe dan ook een versmelting van twee cellen afkomstig van niet verwante individuen.
Ook vind ik niet terug het fundamentele inzicht dat tenminste alle zoogdier- en vogel-ouders het levend bewijs zijn van een soort zelfopoffering. Voortplanting en zorg voor nakomelingen gaat in ieder geval uit boven puur zelfbehoud en de strijd om het bestaan. Een egoïstisch individu zou al het voedsel voor zichzelf houden in plaats van te investeren in andere individuen (nakomelingen). Ieder van ons bestaat dankzij 9 maanden ononderbroken en uitputtende zwangerschap [5]. En ieder die wel eens een stelletje koolmezen of merels heeft bezig gezien met het onvermoeibaar aanslepen van voedsel, zal niet gauw uitroepen: Wat een egoïsten! Het komt door hun egoïstische genen! Als je dat laatste zegt, heb je geen woord meer voor ouders die hun kroost verwaarlozen of zich helemaal niet voortplanten. Ook de lange broedperiode bij vogels betekent een conflict tussen honger en de eieren warm houden, dat vrijwel altijd ten gunste van het nageslacht uitvalt. Een ei op zich is een kostbare investering die ten koste gaat van degene die het produceert.

Het begrip competitie speelt ook een belangrijke rol in het klassieke Darwinisme. En dus ook in Slurink's boek. Je kunt niet zeggen dat ouders in competitie zijn met hun jongen. Wel kun je stellen dat jongen in hetzelfde nest in competitie zijn voor voedsel [6]. Je kunt ook niet zeggen dat ouders in competitie zijn met elkaar. Ze werken samen aan een gezamelijk doel. Wel zou je de opoffering van ouders voor jongen kunnen interpreteren als competitie met soortgenoten die ook zichzelf opofferen voor hun jongen. Het ouderpaar dat zichzelf het meest opoffert wint de Darwiniaanse competitie. In de natuur gaan opoffering en samenwerking dus samen met competitie en strijd om het bestaan. Want ondertussen moeten ouders zichzelf ook in leven houden. In de natuur bestaat dus een relatie tussen individuen waarbij één partij alles geeft en de andere alles ontvangt en er bestaat samenwerking. We hoeven dus niet zo vreselijk pessimistisch te zijn over Moedertje Natuur.




Info


http://www.evolutie-filosofie.nl/
http://radboud.academia.edu/PouwelSlurink
http://philpapers.org/profile/19716
https://www.isvw.nl/winkel/aap-zoekt-zin/
https://www.facebook.com/public/Pouwel-Slurink

Declaration of competing interests: ik ken Pouwel Slurink niet persoonlijk, en ik heb het boek (papieren versie) zelf gekocht. Op mijn verzoek ontving ik een doorzoekbare pdf van het boek.


Postscript 7 april 2017

 

Orang oetang uit de dierentuin
van stadhouder Willem V

Het omslag van het boek toont een schilderij dat op dit moment in 'levende lijve' en op ware grootte (!) te bewonderen is in het Dordrecht Museum (in bruikleen). Gegevens van het Mauritshuis hier. Het portret van deze orang oetang is gemaakt toen het dier al was overleden; het arme dier was als jong gevangen genomen en getransporteerd naar Nederland en heeft het maar een paar maanden uitgehouden. Waarschijnlijk gestorven aan heimwee en gebrek aan adequaat voedsel. Een tragische achtergrond van dit fascinerend schilderij.

Noten

  1. Het was in deze uitzending: Sywert van Lienden. Er zijn vele redenen tegen het samengaan. 
  2. Jan Riemersma schreef een verslag van een God debat: "Rutten bracht daar tegen in dat we in zulke zaken niet zo veel keus hebben: als we niet God kiezen als verklaring voor zulke verschijnselen, wat dan wel? We hebben de keus uit informatie, materie en bewustzijn (dit zijn de drie substanties die wij kennen). Een bewustzijn is toch de enige optie: alleen een bewustzijn kan iets willen en maken!" (15 april 2016)
  3. proefschrift: "Why some apes became humans; competition, consciousness  & culture"  (2002)
  4. Zie bijvoorbeeld mijn review van haar boek 'Acquiring Genomes. A theory of the origins of species". 
  5. Als het gaat om dieren zou je moeders ook slachtoffer kunnen noemen van evolutionaire en fysiologisch processen die in haar lichaam afspelen zoals bevruchting en het groeiende embryo in haar lichaam die zich als een parasiet gedraagt. Er is niets vrijwilligs aan, haar lichaam wordt geëxploiteerd.
  6. Hoewel dat meestal niet tot dodelijk taferelen aanleiding geeft omdat het aantal jongen in een nest aangepast is aan de mogelijkheden van de ouders om ze te voeren. [toegevoegd: 19 april]

14 April 2016

Zeer kritische bespreking van het nieuwe boek van Frans de Waal in Nature vandaag (14 april 2016)

In Nature vandaag 14 april stond een zeer kritische bespreking van het nieuwe boek van Frans de Waal 'Are we smart enough to know how smart animals are?'. De laatste paragraaf ziet er heel correct uit, maar zodra het tot je doordringt wat de reviewer eigenlijk zegt, is het een vernietigende kritiek op het boek.

Laat ik eerst een samenvatting schrijven van de bespreking. De auteur Joan B. Silk begint met een samenvatting van het boek. Natuurlijke selectie vormt intelligentie in dieren net zoals andere eigenschappen als de vorm van een vleugel. Dit ondermijnt het oude idee dat evolutie gaat van simpel naar complex, van dom naar slim. Eigenschappen die mensen uniek zouden maken zoals cultuur, sociaal leren, plannen, etc. komen ook in dieren voor. Bovendien zijn mensen niet in alle opzichten het slimste dier: de Amerikaanse matkopmees heeft een beter ruimtelijk geheugen dan de mens.
Een tweede consequentie van de opvatting van de Waal is continuïteit van eigenschappen binnen taxonomische groepen van dieren. Als één soort een eigenschap heeft, hebben verwante soorten die ook. Werktuig gebruik bij de mens wordt ook gevonden bij mensapen en apen. Omdat ze een gemeenschappelijke voorouder hebben. Maar continuïteit kan ook ontstaan door convergentie: New Caledonian crows hebben dezelfde cognitieve capaciteiten als capuchin monkeys. Volgens de Waal is continuïteit de standaard positie voor alle zoogdieren en misschien ook wel vogels en andere vertebraten.

De Waal wil (grotendeels terecht) verbieden dat onderzoekers nog steeds menselijke uniekheid claimen. Want ze overwaarderen menselijke cognitieve capaciteiten en onderwaarderen die van dieren.
Maar anthropocentrisme is niet de enige reden waarom onderzoekers graag willen weten waarom de mens anders is dan alle andere dieren. Ze willen weten waarom de mens ontegenzeggelijk de planeet is gaan domineren. Frans de Waal erkent maar één uniek menselijke eigenschap: taal. Maar hij voelt zich gedwongen om het belang van taal voor intelligentie ('cognition') te bagatelliseren. Hij negeert dwingende resultaten die aantonen dat taal belangrijk is voor de ontwikkeling van intelligentie.

Ook negeert de Waal het feit dat evolutie juist verschillen tussen soorten kan genereren. Soorten onderscheiden zich van nauw verwante soorten door nieuwe eigenschappen. De mens en andere apen (!) kunnen rood en groen zien; de meeste zoogdieren kunnen geen rood en groen onderscheiden. Dat is een derived trait (afgeleide eigenschap) waardoor echte discontinuïteiten tussen soorten ontstaan.

Dan volgt de vernietigende laatste paragraaf. Een methode om goed te onthouden. Een beter boek zou zowel de overeenkomsten als de verschillen in cognitieve capaciteiten naar voren gebracht hebben. Een bruikbaarder boek zou ook de onderliggende mechanismes van intelligentie (zoals perceptie) besproken hebben. Een gebalanceerder boek zou niet alle kritiek op de Waal's welwillende interpretatie van diergedrag belachelijk maken. Het boek zou meer geslaagd zijn als het zou uitleggen waarom mensen boeken schrijven over chimpansees en chimpansees geen boeken schrijven over mensen.

Het slot van de bespreking van Joan B. Silk is beleefd en vernietigend tegelijk. Want het zegt niet dat het boek slecht, etc. is, maar dat het beter, bruikbaarder, gebalanceerder kan. Maar door de opeenstapeling van better, useful, balanced, satisfying blijft het boek in maar liefst vier opzichten in gebreke. Optimistischer gezegd: het boek is in 4 opzichten voor verbetering vatbaar. Het enige positieve dat Silk kan uitbrengen is dat het een entertaining verslag van intelligentie bij dieren is. Ondanks dit alles wil ik het boek lezen om zelf te beoordelen en omdat het entertaining is. Ik twijfel of een ebook de juiste keuze is. Wat blijft er over van de illustraties op een Kobo eReader? Heeft iemand de papieren versie gezien?

Joan B. Silk: Evolution: Taxonomies of cognition, Nature 532, 176 (14 April 2016)

13 April 2016

Frans de Waal: Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?

Frans de Waal (2016)
Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?
Atlas-Contact

Frans de Waal was gisteren 12 april te gast in DWDD ter gelegenheid van de verschijning van zijn nieuwe boek 'Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?'. De ebook versie 'Are We Smart Enough to Know How Smart Animals Are?' verschijnt 25 april. Bekijk het fragment (10 min) vooral vanwege de kostelijke filmpjes: de bonobo die een zware steen oppakt en meeneemt naar een plek waar ze er noten mee kan kraken, de octopus die met een kokosnoot aan de slag gaat, de olifant die slaagt voor de 'spiegeltest' waar een hond en kat falen, en een grandioos filmpje waar een chimpansee een drone met een stok uit de lucht slaat! Geweldig om te zien!



merel vrouwtje met karakteristieke keelband en wenkbrauw
in bloeiende krentenboom
©Gert Korthof

Dit alles in het kader: dieren zijn intelligenter dan je denkt. In dat verband een treffende observatie in onze eigen tuin. We hebben de gewoonte om 's ochtends bij het ontbijt ons merelpaartje 6 rozijnen te geven. Het mannetje was vanochtend niet in zicht, het vrouwtje wel. Toch de 6 rozijnen neergelegd. Maar in plaats van dat het vrouwtje haar 3 rozijnen pakt zoals gebruikelijk, vliegt ze enigzins opgewonden naar een hoek van de tuin. Dat is vreemd. Ze maakt een paar alarm-achtige roepjes. Toen bleek dat het mannetje toch in de buurt zat, hij hoorde haar, en kwam op de rozijnen af tegelijk met het vrouwtje. Dit is zeer frappant gedrag van het vrouwtje. Het lijkt op vrijwillig delen van voedsel. Tot nu toe at ze de rozijnen gewoon op, desnoods alle 6 als het mannetje niet in de buurt was. Het lijkt er dus op dat ze haar man waarschuwde dat er rozijnen lagen omdat ze wist dat hij in de buurt was. Dus geen egoïsme, maar het delen van voedsel met haar man. Zoiets hadden we nog niet eerder gezien. Ben benieuwd of we het omgekeerde nog te zien krijgen: mannetje waarschuwt vrouwtje. Ik heb mijn twijfels...


05 April 2016

Wim Brands overleden

Wim Brands 1959 - 2016

Vandaag werd bekend gemaakt dat Wim Brands is overleden. Ik keek altijd in de tv-gids welke schrijvers hij te gast had in zijn boekenprogramma op de zondagochtend. 

Vele voor mij interessante auteurs, meestal wetenschappers en filosofen, mochten bij hem aan tafel zitten: Hans Achterhuis, Erno Eskens, Maarten t Hart, Guus Kuijer, Hanna Bervoets, Joris Luyendijk, Roman Krznaric, Louise Fresco, Menno Schilthuizen, Diederik Stapel, Jelle Reumer, Tijs Goldschmidt, Hugo Brandt Corstius, Bert Keizer, Douwe Draaisma, Dimitri Verhulst, Rene Gudde, Peter Westbroek, Frans de Waal, Rob Bijlsma, Salomon Kroonenberg, Joop Goudsblom en misschien mis ik er nog een paar [1],[2],[3]. Met deze lijst doe ik de veelzijdige interesse van Brands geen recht. Hij was op zijn minst even sterk geïnteresseerd in fictie als non-fictie. Dat dit in één persoon verenigd was, is eigenlijk best bijzonder. En dat maakte zijn programma tot een succes.

Zijn typische persoonlijke manier van vragen stellen, altijd geïnteresseerd in de auteur en het onderwerp, altijd onderbroken met korte persoonlijke anekdotes uit zijn eigen leven, komt zeer goed tot zijn recht in het fraaie fragment waarin hij kort verteld over het boek van Frans de Waal: De Bonobo en de Tien Geboden: Moraal is ouder dan de mens. Brands interviewde Frans de Waal in 2009 over zijn boek Een tijd voor Empathie.

Ik hoop dat de VPRO iemand vindt die het boekenprogramma kan voortzetten. We kunnen niet zonder. Maar zal er iemand zijn die Brands echt kan vervangen?
Ik zal hem missen op de zondagochtend.
Voor aanstaande zondag is een uitzending aangekondigd met Jan Fabre als gast. Ik heb geen idee of de uitzendingen life waren of dagen van te voren opgenomen, maar ik vrees dat deze niet door zal gaan.


Mijn blog naar aanleiding van de uitzending op zondag 2 Nov 2014:
Drie eeuwen Darwinistische propaganda. Roman Krznaric te gast bij Wim Brands


Noten

  1. Inderdaad, ik was Wouter Oudemans (Plantaardig-Vegetatieve filosofie) vergeten. Ook een belangrijk boek (zag ik gisteravond nog in de boekhandel liggen).En dan waren er nog twee Belgen die een boek over moraal geschreven hadden (?) moet ik opzoeken. [6 april]
  2. Nota bene: ik ben Carel van Schaik vergeten: Oerboek. Dat boek heb ik notabene aangeschaft naar aanleiding van zijn optreden in Wim Brands boekenpgramma! [8 april] Op dit moment wordt er druk gediscussieerd over dat boek op mijn blog.
  3. Paul Cliteur over zijn boek Moreel Esperanto , 11 feb 2007 [17 apr toegevoegd]

04 April 2016

Hamsterende bosmuis met witte voetjes

bosmuis (2 april 2016)
SonyA580. f/6,3 1/320 sec ISO 800. lens 18-200
uit de hand gefotografeerd op 2 m afstand
Nu weten we waarom de restjes vogelvoer (met name havermout) iedere dag tot op het laatste stukje geheel verdwenen zijn: een hamsterende bosmuis. Ik heb hem op heterdaad betrapt nadat ik wat pitjes van het brood in de tuin had gegooid. Hij verdween steeds met een pitje in de hoek van de tuin. Zo ongeveer waar ik een afgedankt mezennestkastje had neergelegd. Voor wie het hebben wil. Hij liet zich fotograferen als je stil blijft zitten. Maar hij liep wel razendsnel heen en weer. Dus: veel opnames maken en de mislukte weggooien. Signalement: witte voetjes en een afgebroken –want veel te korte– staart.

Vanzelfsprekend beschouw ik muizen niet als 'ongedierte'. Integendeel! Het is geen muizenplaag en ik heb er geen last van. Het is een voorrecht om dit diertje in je tuin te mogen herbergen, te observeren en te fotograferen.

Dit is waarschijnlijk niet dezelfde bosmuis waarover die ik op 29 juni 2012 blogde. Volgens wiki worden bosmuizen in het wild maximaal 20 maanden oud.

01 April 2016

Parende citroenvlinders

parende citroenvlinders in klimop (01-04-16)
(ze hangen ondersteboven)
vergelijk de aders van de vlinder en de nerven van het blad!
Vrijdag 1 april liepen de temperaturen op naar maar liefst 17 graden. De eerste citroenvlinder (Gonepteryx rhamni) die ik dit jaar zag, werd gelijk gevolgd door een tweede. En het was raak. Er werd na het eerste contact zonder enige aarzeling gepaard. Dat duurde zeker een kwartier, dus tijd genoeg om statief en fototoestel van zolder te halen. En ze blijven gedurende de paring netjes stilzitten. Ideaal. Citroenvlinders hebben steeds een voorkeur voor de bonte klimop. En geef ze eens ongelijk. Stap een meter achteruit en je ziet ze niet meer.

wie ze ziet mag het zeggen.
ze staan er echt op!
Er valt niets van eten te vinden in de klimop, dus het zal toch echt de schutkleur zijn. Best knap om te weten waar je veilig kunt zitten, als je niet in de spiegel kunt kijken om te weten hoe je er zelf uitziet. Maar: ze moeten wel weten hoe een soortgenoot er uit ziet om te kunnen paren. Maar daar zijn misschien andere kenmerken bij betrokken zoals geurstoffen. Andere verklaring: aangeboren voorkeur voor omgevingen die ze een schutkleur oplevert. Zelfs de aders van vleugel lijken op de nerven van een lichtgekleurd klimopblad. Het lijkt een evolutionaire aanpassing.

Overigens las ik dat de soort overwintert als vlinder in struikgewas, dichte graspollen of klimop. De citroenvlinder is een taaie: die gaat gewoon ergens aan een blad of een takje hangen en kan zelfs overleven als de temperatuur onder nul komt. Tijdens de eerste zonnige lentedag komen de vlinders die overwinterd hebben weer tevoorschijn. Geen wonder dat ik hem op de eerste zonnige dag van de lente zag.