gastbijdrage Bart Klink
Gisteren was ik bij de presentatie van de bundel “Evolutie: wetenschappelijk model of seculier geloof”, die ik op mijn eigen site ook gerecenseerd heb. De presentatie werd gehouden in het natuurhistorisch museum Naturalis te Leiden, een toepasselijke locatie. Deze bundel, uitgegeven bij Kok-Kampen, bestaat uit de bijdragen van zes auteurs: bioloog Nico van Straalen, natuurkundigen Alfred Driessen en Gerard Nienhuis en vertegenwoordigers van de drie grote monotheïstische religies: hulpbisschop Everard de Jong, rabbijn Tzvi Marx en islamoloog Mohammed Ghaly. Helaas waren de laatste twee niet bij de boekpresentatie.
De middag werd geopend door de algemeen directeur van Naturalis Bert Geerken, die het woord overdroeg aan de dagvoorzitter en een van de twee redacteurs van het boek, Gerard Nienhuis. Daarop vertelde de andere redacteur, Alfred Driessen wat over de totstandkoming van de bundel. Vervolgens kwamen Van Straalen en De Jong aan het woord om een kort betoog te houden. Hierin was ik vooral geïnteresseerd omdat ik hen beiden ken: bij Van Straalen heb ik twee vakken over evolutie gevolgd en als student-assistent gewerkt en met De Jong was ik al eens in debat geweest over de Bijbel.
In de presentatie van Van Straalen, hoogleraar aan de Vrije Universiteit, stond de continuïteit van de mens met de rest van het dierenrijk centraal. Hij wees op het belang van de evolutietheorie voor de biologie en benadrukte vooral dat de evolutie van de mens goed gedocumenteerd is in het fossielenbestand. Ook betoogde hij dat ons morele gedrag een evolutionaire oorsprong heeft en de kern daarvan al aanwezig is bij andere mensapen, waarbij hij verwees naar het werk van de beroemde etholoog Frans de Waal.
Hierna kwam Everard de Jong, hulpbisschop van Roermond, aan het woord. In zijn verhaal stond de vraag centraal wat de mens tot mens maakt. Tijdens zijn presentatie kreeg ik meer de indruk dat hij de biologische continuïteit van de mens met het dierenrijk accepteerde dan hij in zijn bijdrage aan de bundel liet blijken. De hulpbisschop betoogde dat we veel delen met de dieren, maar dat er toch ook wezenlijke verschillen zijn, niet slechts graduele, zoals Darwin reeds betoogde en gemeengoed is in de evolutiebiologische gemeenschap. Ter ondersteuning van zijn standpunt wees hij op eigenschappen als bewustzijn, geweten en het kunnen reflecteren op het eigen bestaan. Dit is volgens hem niet aanwezig bij onze naaste verwanten, in ieder geval niet in de mate die ook maar in de buurt komt van het menselijke.
Het grote probleem hiermee is dat de mens al zo’n 7-5 miljoen jaar onafhankelijk evolueert van zijn naaste verwant, de chimpansee. In die tijd moeten dus de typisch menselijke kenmerken ontstaan zijn, maar de eigenschappen waarop De Jong zich beroept fossiliseren niet. Wel laat de evolutie van de mens een morfologisch continuüm zien, wat aannemelijk maakt dat ook onze moderne hersenen in de loop der evolutie zijn ontstaan. De huidige consensus onder biologen en neurowetenschappers is dat hiermee ook het typisch menselijk gedrag ontstaan is, omdat dit voortkomt uit de hersenen. Dit accepteert De Jong echter niet, omdat volgens hem hier het onstoffelijke deel van de mens voor nodig is. Hier is uiteraard nog veel meer over te zeggen, en de lezer die daarin geïnteresseerd is verwijs ik gaarne naar mijn recensie.
Het boek werd in ontvangst genomen door ds. Ad Alblas, voorzitter van de Raad van Kerken in Leiden en Cees Dekker, hoogleraar nanotechnologie te Delft. De laatste is een bekende in dit debat, eerst als verdediger van intelligent design en later als voorstander van theïstische evolutie. Hij was erg blij met het boek en hoopt op een vervolg met meer aandacht voor de theologische implicaties van het accepteren van evolutie. Alblas was tevens blij met het boek en gaf te kennen erg gefascineerd te zijn door de gebieden waar wetenschap en geloof elkaar raken.
Na afloop kon onder het genot van een drankje nagepraat worden. Ik heb met een aantal mensen gesproken, waaronder De Jong. Daarin heeft hij het een en ander toegelicht, maar vooral benadrukt dat hij zich niet kon voorstellen dat al de complexiteit van het leven door de werking van louter natuurlijke processen ontstaan was. Voor hem is dit een weerlegging van het naturalisme, volgens mij betekent het slechts dat wij als wetenschappers nog veel (en interessant!) werk te doen hebben. Ook het geestelijke leven van de mens kon volgens De Jong niet slechts naturalistisch verklaard worden. Over beide onderwerpen valt zeer veel te zeggen, waar helaas de tijd niet voor was.
De redacteurs en de uitgever hadden wat mij betreft meer aandacht mogen besteden aan de verschijning en presentatie van dit boek. De bundel heeft weinig ruchtbaarheid in de media gekregen en ik had het gemist als René Fransen er niet over geblogd had. Dat is jammer, want de relatie tussen wetenschap – en evolutie in het bijzonder – en geloof is iets wat de gemoederen blijkbaar bezig blijft houden.