Sturnus alba ('witte spreeuw') te koop op amazon.co.uk voor £409,50. |
"Waartoe tog zoo veel verscheidenheids in de werken der scheppinge? dit vraagt misschien de natuuronderzoeker dikwerf aan zich zelve, terwyl hy in de ryken der Natuur, inzonderheid in het Dieren en Plantenryk, by een en het zelfde geslacht en soort, zoo in den uiterlyken vorm, als kleur en geaartheid, een oneindig anders bespeurt, niet geheel onverschillig is het om hier over natedenken, schoon het antwoord op deze vraag niet nauwkeurig zal kunnen bepaald worden. ... " ( Nozeman en Sepp, Nederlandsche Vogelen, p.623 )Dit zijn de eerste regels van de beschrijving van de 'Witte Spreeuw'. De normaal zo gortdroge en zakelijke beschrijving van een soort begint met een filosofische beschouwing. Dit staat dus niet in een voetnoot, maar is het begin van een beschouwing die nog langer is dan bovenstaand citaat. Zijn al deze vormen geschapen of zijn zij 'een speling der natuur'? vraagt Houttuyn (de opvolger van Nozeman) zich vervolgens af. Zijn die paar zeldzame witte spreeuwen geschapen? Nee, Houttuyn gaat er van uit dat die 'een speling der natuur' zijn. Zijn dan alle soorten een speling der natuur? Nee, natuurlijk niet. De soorten zijn "opzettelijk geschapen door de oneindige hand Gods". Houttuyn meende dat die spelingen der natuur zeldzame afwijkingen waren die vanzelf weer zouden verdwijnen. Toch vond hij ze interessant genoeg om vele van die 'afwijkingen' op te nemen in de Nederlandsche Vogelen. En niet alleen dat. De Witte Spreeuw krijgt dezelfde behandeling als de gewone spreeuw, die in het begin van het boek al besproken was (p.69). Alsof het een aparte soort zou zijn. Dus, een soort kan ontstaan als speling der natuur? Dacht hij dat werkelijk? We weten het niet. Hij wist zelf waarschijnlijk ook niet wat hij er mee aan moest. Hoe dan ook, bovenstaande filosofisch-theologische bespiegeling geeft ons een uniek inkijkje in de denkwijze van geleerden in het vroege begin van de 19e eeuw.
De Witte spreeuw was niet de enige 'speling der natuur'. Hetzelfde zien we bij de kievit die in deel 1 behandeld wordt en de zgn. 'Witte kievit' die in deel 4 van de Nederlandsche Vogelen afgebeeld wordt.
De witte variëteit van de kievit. Deze hand gekleurde kopergravure van Nozeman-Sepp vond ik bij een antiquariaat voor de prijs van $2500. |
Alcedo Ispida witte ijsvogel (onderaan) is zekerlyk eene 'verbastering' The Prints Collector |
Behalve de witte spreeuw en de witte kievit (zie afbeelding) zijn er ook de witte lijster, witte specht (afbeelding, [8]), witte ijsvogel (wordt een 'verbastering' en 'by uitstek raare Voorwerp' genoemd; zie afbeelding), witte zwaluwen, witte vinken [5], witte grauwe gors, witte raven, witte kraaien, witte kauwtjes, witte buizerd, witte pauw [10], witte dag-uil [9], witte wulp en witte tamme eenden. Ja, in welke soort vind je geen witte exemplaren! [5]. Men was duidelijk gefascineerd door zeldzame afwijkingen. Die hadden een verzamelaarswaarde. Natuurlijk kende men ook soorten als de witte lepelaar, wilde en knobbelzwaan, en de sneeuwuil die de witte kleur als soortkenmerk hebben.
Kanarie (drie verschillende 'soorten'). Deze originele ingekleurde kopergravure van Nozeman en Sepp is te koop op amazon.co.uk voor £659,50. Er zijn maar liefst 147 platen te koop! |
Maar er zijn nog meer voorbeelden van variaties in het boek te vinden. We treffen een opsomming van alle mogelijke kleur- en zang-variëteiten van de kanarie (de voliérevogel, niet de wilde!) aan. Ook merkt de auteur op dat 'tamme eenden' meer kleurvariaties vertonen dan de wilde eenden (217). Voor ons ligt de vraag voor de hand: zijn het variëteiten? zijn het rassen? en als je maar lang doorkweekt wordt het dan een andere soort? Beseffen de auteurs dat deze variëteiten niet door de Schepper in de beginne zijn geschapen? Ze komen immers niet in de natuur voor en ze worden gekweekt en in standgehouden omdat kwekers ze mooi vinden. Het wordt niet helemaal duidelijk in de tekst. Bij het Parelhoen melden ze dat kleurvariëteiten 'door luchtsgestel en voedsel' veroorzaakt zijn, wat grotendeels onjuist is.
Columba gutturosa (Kropper, kropduif) bron: amazon.co.uk |
"hij paart het liefst met zijns gelijken en plant alsdan op zijne nakomelingen deze bijzonderheden voort." p.681Een zeer belangrijke observatie zo zal later blijken [1].
De Paauwduif ziet er zo anders uit dat je je af zou kunnen vragen of het wel een duif is. Maar hij is het wel degelijk. Hij wordt vergeleken met pauwen. Vandaar zijn naam. Ook een belangrijke observatie: je kunt een duivenras kweken die er helemaal niet meer als duif uitziet. Potentieel een nieuwe soort zouden wij nu zeggen. Over het Meeuwtje wordt gezegd dat zijn unieke eigenschappen zich ook voortplanten (erfelijk zouden wij nu zeggen). Een belangrijke observatie die helaas vertroebeld wordt door de twijfel of een duif met 30 of meer staartpennen wel kan afstammen van wilde duiven die er doorgaans niet meer dan 12 hebben.
Wat mij opvalt is dat het onderscheid tussen wilde soorten en gekweekte soorten vervaagd is met o.a. het gevolg dat tamme soorten worden opgenomen in het boek. In moderne vogelgidsen komen geen tamme duivenrassen of eendenrassen voor. Misschien dachten ze toen wel dat de Paauwduif in een ander werelddeel in het wild voorkwam als echte soort en tot huisdier is gemaakt. In die tijd hielden ze immers ontzettend veel wilde Nederlandse en exotische soorten door elkaar in kooien [2].
tamme en wilde vogels: hints
Interessant is dat wordt opgemerkt dat de Holenduif de oorspronkelijke soort is en dat allerlei duiven die er op lijken en alleen in kleur verschillen 'verbasterde afzetselen zijn'. (p.49). Afgezien van de negatieve klank (bastaard) lijkt dit een aanzet tot een beperkte afstammingstheorie.In de beschrijving van de Rietgans klinkt verwarring over wat 'wild' en 'tam' nu precies betekent, maar tegelijk het besef dat tamme ganzen van wilde ganzen afstammen net als tamme honden afstammen van wilde honden [12]. Nog een intrigerende uitdrukking: "den Wilden Eend, waarschynlyk de Moeder der tamme Eenden" (215). Dat klinkt ons in de oren als 'voorouder'. Een aanzet tot kleinschalige 'descent with modification'? De terminologie is verwarrend: 'halfslachtigen' wordt gebruikt voor kruisingen tussen wilde en tamme eenden (217).
Darwin
Charles Darwin 1809 – 1882 |
In het laatste deel van het boek wordt glashelder beschreven dat er in gevangenschap witte pauwen geboren zijn uit normale ouders en dat de jongen [van die witte pauwen] voor de helft ook wit waren (p.791) [10]. Dus het is erfelijk. Sterker nog: die witte afwijking wordt letterlijk aan het toeval toegeschreven, dus niet aan klimaat zoals gewoonlijk. Het begrip toeval wordt hier voor het eerst in dit boek geintroduceerd (vijfde deel: 1829). Tegenwoordig worden mutaties routinematig toevallig genoemd.
Witte Kerkuil (Strix alba) ondersoort [9] Nozeman, Sepp. (The Prints Collector) |
Conclusie
We zien dat voorbeelden van overerfbare zeldzame varianten zich opstapelen: witte spreeuwen, witte kievitten, witte ijsvogel, witte specht, witte paauwen, witte lijster, witte zwaluwen, witte vinken [5], witte raven, kraaien, kauwtjes, witte dag-uil [9], kleur- en vorm varianten van kanaries en duiven. Het besef begon te ontstaan dat het toevallige spelingen der natuur waren. Maar ze worden vaak beschreven als soorten. En soorten waren in die tijd onveranderlijk.
Behalve de zgn. spelingen der natuur was men heel goed op de hoogte van de grote variabiliteit van bijvoorbeeld de buizerd (men kende de lichte vorm). Die variabiliteit was zo groot dat sommige ornithologen ze beschrijven als andere soorten!
Waarom verwierpen ze de constandheid van soorten niet? Wat weerhield de schrijvers de feiten op dezelfde manier te interpreteren als Darwin een paar decennia later deed? (plm 1836 - 1840 in zijn Notebooks). Ik denk:
Ten eerste: men gebruikte de begrippen soort, ras en 'speling der natuur' (nu: mutant, variant) niet op een consequente manier. Ze kwamen daardoor niet op het idee dat er in gevangenschap ooit één mutant duif ontstaan moet zijn, waarmee verder gekweekt werd. Een speling der natuur die in de natuur zou verdwijnen, maar die door kwekers in stand gehouden, geselecteerd en vermenigvuldigd wordt. Het besef was niet aanwezig dat je door selectie van een zeldzame mutant een populatie mutanten kunt maken, een nieuw ras of ondersoort. Maar dat was precies waar duivenhouders mee bezig waren.
Ten tweede: onbekendheid met literatuur van die tijd waarin voorlopers van de evolutietheorie uiteengezet werden zoals de Franse bioloog Lamarck [3].
Een derde en misschien wel de belangrijkste factor was het theologische dogma van de onveranderlijkheid der soorten: "want de Natuur is in alle eeuwen aen zig zelve gelyk" [11]. Dat maakte hen blind voor wat ze met hun eigen ogen zagen: spelingen der natuur, zoals de witte spreeuw, die spontaan ontstonden en die –duidelijk in het geval van duiven en kanarie's– overerven en in stand gehouden werden door kwekers. Dit alles zou een weerlegging van het dogma der onveranderlijkheid moeten zijn. Een gemiste kans! De reden dat het dogma zo onaantastbaar was, kwam omdat het op het geloof in de onfeilbare Bijbel gebaseerd was. En dat maakt het dogma immuun voor weerlegging door nieuwe feiten. Houttuyn: de soorten zijn "opzettelijk geschapen door de oneindige hand Gods". (En volgens het bijbelboek Genesis was de schepping klaar op de zesde dag, dus daarna konden geen nieuwe soorten ontstaan zijn.) De verering van de Schepper was zo allesoverheersend dat zelfs naar aanleiding van bizarre varianten van gekweekte tamme duiven of het zien van een witte kievit de Schepper werd geprezen [6],[7].
In de filosofische beschouwing over de witte spreeuw gaat Houttuyn zelfs nog een stapje verder. Hij verzekerd ons dat wij mensen nooit en te nimmer zullen weten waarom de Schepper die oneindige verscheidenheid heeft geschapen. Dat vraagstuk ligt boven het bereik van het menselijke verstand. Die houding is dodelijk voor wetenschappelijk onderzoek [4].
In het boek De Nederlandsche Vogelen vinden we overvloedig feitenmateriaal over afwijkende vormen. De feiten circuleerden al lang in de wetenschappelijke wereld. Het wachten was op iemand die –niet gehinderd door het dogma der onveranderlijkheid der soorten– alle feiten systematisch verzamelde, correct interpreteerde en een theorie opstelde om die feiten te verklaren. Die persoon was Darwin. Het ironische is dat juist die duiven hét voorbeeld was dat Darwin gebruikte om kunstmatige selectie te illustreren!
(De bovenstaande tekst wordt steeds ge-update zodra ik weer iets nieuws tegenkom in NV.)
Noten
- Nota bene: tegenwoordig weten wij dat exclusieve onderlinge voortplanting een kenmerk van een soort is!
- Verwarrend: de 'gekraagde tortelduif' (p.701) wordt tot huisdieren gerekend, terwijl 'de tortel' (p.45) tot wilde soort gerekend wordt. Bovendien wisten ze dat de zeer bewonderde en als huisdier gehouden Pauw uit Oost-Indië kwam (p.787). Dus extravagante soorten die er uit zien alsof ze door mensen gekweekt zijn, komen in de natuur voor. Waren zou het tamme pauwduifje ook geen exoot kunnen zijn?
- In hetzelfde jaar 1809 dat Houttuyn zijn bijdrage schrijft, verschijnt Philosophie Zoologique van de Fanse bioloog Lamarck, waarin hij zijn evolutietheorie uiteenzet. (NB: tevens geboortejaar van Darwin). Houttuyn kan dat niet gelezen hebben. Hij had het zeer waarschijnlijk verworpen, gezien zijn onwrikbare geloof in de schepping. Pas in 1831 begint Darwin met zijn reis met de Beagle en in 1859 komt zijn Origin of Species uit.
- Precies dat idee dat 'we nooit alles kunnen weten' zie je tegenwoordig nog steeds bij gelovigen, sommige filosofen en theologen. Een recent voorbeeld is het boek waar Taede Smedes over blogt: "Je zou dit boek kunnen lezen als een lofzang op de eindigheid van de rede en de logica met taal en wiskundige formules." Bladeren door oude blogs van Jan Riemersma levert het zelfde enigzins anti-wetenschappelijk beeld op. Dit soort ideëen is voor de wetenschap dodelijk; een science-killer. Als Newton het had gelaten bij de uitroep: de zwaartekracht is een mysterie dat we nooit zullen begrijpen! en als Darwin het had gelaten bij de oorsprong der soorten is een groot mysterie!, dan zouden we nu nog opgescheept zitten zijn met een Middeleeuwse natuurkunde en biologie.
- "'K heb onder de Muschen, Spreeuwen, huiszwaluwen, (jae onder welk gezin van vogelen vindt men ze niet?) witte gezien, hoewel zeldzaemer dan onder de vinken." (p.256. Deel II). Met witte vinken kan ok de sneeuwgors [p.509] bedoelt worden, maar dat is geen afwijking maar een soort! Er wordt ook een witte strandloper afgebeeld (p.449), maar deze is het winterkleed van de Zwarte Ruiter (volgens de uitgever)!
- "Zo wordt onze verbeelding door alles wat de Natuur daargesteld heeft, dan eens met verbazing vervuld, dan eens wordt wederom ons oog bekoort, dan weder ons hart geroerd, en het beschouwen van dit alles leert ons de aanbiddelijke macht van hare Schepper en Onderhouder eerbiedigen." (p.699). Dit is pure theologische vroomheid! [toegevoegd: 24 Nov 2014]
- "Van verwondering opgetogen wordt de nadenkende beschouwer, wanneer hy de Natuur in hare werken gadeslaat en aangespoord tevens tot den Lof des Eeuwigen Formeerders, wanneer hy ziet ... hoe veele van verschillende soorten van Wezens 'er zyn voortgebragt; welk eene orde heerst in al het geschapene ... dat hoe zeer sints alle Eeuwen de gelyksoortige voortbrengsels der Natuur, elkander altoos gelyk bleven, " (p.615).
- Een volstrekt religieuze tekst, maar wel een waar bewondering voorop staat. Eigenlijk bevestigt de zeldzaamheid van afwijkingen de constandheid der soorten. Tegelijk wordt kennelijk ook aan de natuur het vermogen toegeschreven variatie's voort te brengen. Hoe meer je aan de natuur zelf toeschrijft, hoe minder je rechtstreeks aan God hoeft toe te schrijven. In een stap in de goede richting. [toegevoegd: 1 Dec 2014] - Men was er niet zeker van of de witte specht nu een 'speling der natuur' was of een andere soort (dan de groene specht). (p.619) [toegevoegd: 2 Dec 2014]
- De witte kerkuil Tyto alba alba is een ondersoort van de kerkuil die tegenwoordig zeldzaam in Nederland voorkomt. Het is dus geen los individu (mutant), zoals bij de witte spreeuw. Het is interessant dat juist die zeldzame ondersoort in Nozeman en Sepp voorkomt naast de 'gewone' kerkuil (Tyto alba). Het was toen niet duidelijk of dit een dwaalgast was of een in Nederland broedende soort. Ze merken daarbij nog op dat witte soorten vaak in noordelijke streken voorkomen (IJsland, Zweden, etc). [toegevoegd: 2 Dec 2014]
- Uit de tekst is niet helemaal duidelijk of de schrijver jongen van witte paauwen bedoelt of jongen van gewone paauwen: "Het gebeurt ook somtijds dat onze gewone Paauwen witte jongen bekomen, dat er voor eenige jaren van de vier jongen van een paar gekleurde Paauwen twee derzelve geheel wit waren; indien het is dat de witte slechts toevallig zijn, is dit ook zeker de reden, dat dezelve veel zeldzamer zijn dan de gekleurde". (p.791). We zien hier weer het woord toeval opduiken! Dus geen invloed van het klimaat zoals gewoonlijk. Als er twee jongen van een normaal paar beide wit zijn moet dit, zoals wij tegenwoordig zouden zeggen, waarschijnlijk betekenen dat beide ouders de witte mutatie in heterozygoot-recessieve vorm gehad moeten hebben. Maar het is ingewikkelder dan dat, zie de pagina van Henk over witte vormen van de Paauw en ontzettend veel andere huisdieren en de interactieve kruisingsresultaten. [toegevoegd: 7 Dec 2014]
- in een verwijzing naar wat Aristoteles over de Hop schreef (hier). [30 dec 2014]
- "ja in Tartarie zyn plaatsen, waar de Ganzen by Zomer wild en 's Winters tam zyn: des het niet onwaarschynlyk voorkomt, dat de Tamme Ganzen, even als de Honden, van de Wilden afkomstig zyn." (hier) [toegevoegd: 22 Jan 2015]
Postscript 21 Nov 2014
Een interessant voorbeeld van hoe een kans tot evolutionair denken gemist wordt is de kruisbek (zie afb). Er wordt verteld dat wylen de heer Nozeman een leeurik heeft gevangen die een gekruiste snavel had. Het was een mismaakte snavel bij een individu (dat soort afwijkingen zouden niet overerven wordt er bij verteld). Maar bij de kruisbek hebben alle individuen zo'n 'afwijking' (die kennelijk niet schadelijk is). Men kwam niet op het idee dat een toevallige afwijking toevallig ergens nuttig voor kan zijn, en zo een nieuwe soort zou kunnen ontstaan.
Postscript 22 Nov 2014
Een witte raaf (Naturalis collectie) |
Sepp en Nozeman maken melding van witte raven. In de collectie van Naturalis bevindt zich ook een witte raaf. De dierenpreparateur Hein van Grouw "houdt van dit soort kleurafwijkingen bij vogels" net als Nozeman en Sepp. Het ongelukkig dier was afkomstig van de Faeröer eilanden, waar meerdere individuen leefden. Het is onduidelijk of ze daar nog steeds voorkomen, of dat ze allemaal werden geschoten voor collecties van musea over de hele wereld. De populatie had door inteelt (Faeröer is een afgelegen eilandengroep) tot een ondersoort kunnen uitgroeien. Evolutie ... in de kiem gesmoord.